Perfect Halo

Het geluid van zijn rennende poten droeg ver in de natuurlijke kloof. In een gelijkmatig, maar toch stevig tempo rende er een hond langs de kronkelde rivier die de zonnestralen weerkaatsten en een fascinerend lichtspel veroorzaakte op de struiken die vlak bij de bedding groeiden. Zero wierp er even een blik op, zijn ogen net zo helder als de hemel boven hem, en richtte zich toen weer op het pad voor zich. Hij wist niet hoe lang hij al rende. Dagen en dagen had hij deze rivier gevolgd. Het maakte hem niet uit waar hij heen ging, zolang het maar ver weg was. Het beeld van haar ogen, gericht op de zijn, verlaten nu. Zero rilde. Het lot had hem nooit gegund. De underdog zijn was verschrikkelijk, zeker in zijn ogen. De honden hadden zijn vertrouwen al afgenomen. Zero slaakte een uitheemse zucht, en concentreerde zich weer op de weg voor hem.

De reu haalde even diep adem en remde af tot hij in een drafje liep. Zijn tong voelde droog aan, net als zijn gehemelte. Ook al renden hij langs een rivier, hij had zich nog niet de tijd gegund om iets van het heldere vocht te drinken. Zero hield halt en keek onderzoekend naar de rotsen op de bedding van de rivier. Daar kon hij wel staan. Rustig wandelde hij het beekje in. Het water spoelde verkoelend over zijn poten en nu pas voelde hij de spieren in zijn benen branden. Hoe lang had hij gerend? Hoeveel kilometers had hij afgelegd? Hij keek even in de richting waar hij vandaan was gekomen. Misschien zo’n 40 kilometer? Ergens was hij trots op zichzelf. Die afstanden had hij vaker afgelegd, maar niet in het tempo waarin hij dat nu had gedaan. Grijnzend boog hij zich voorover en lebberde hij gulzig het koele water op. Een ruime tijd stond hij zo te slobberen, totdat een geluid zijn oren bereikte. Met een ruk hief hij zijn kop, waterdruppels vlogen op en dropen van zijn zwarte geblende snuit. Wie kwam daar aan?